De Sweet Violence van Anne-Mie Van Kerckhoven
Over geweld in creatieve processen




Een tekst van Mark Kinet.

De nuance tussen iets voelen en zich verplicht voelen iets te voelen bestaat…Dit besef treft me als een bliksemslag, ik wil mijn vrijheid terug… De eerste stap naar het opnieuw bewust ervaren van mijn eigen gevoelens is onafhankelijkheid bereiken t.o.v. de invloeden van mijn opvoeding, het milieu waarin dit gebeurde, het milieu waarin ik nu leef, en ook van externe aanvallen zoals reclame, zowel voor gebruiksproducten als voor ideologieën en gedragsnormen. Een individuele gevoelswereld is nodig voor de bewustzijnsvernieuwing die mijn zuivere realiteitsdrang met zich meebrengt. Ik creëer op deze manier voor mezelf de mogelijkheid mijn eigentijdse wereld te verstaan, aan den lijve te ondervinden en te appreciëren.
AMVK

Beelden zijn krachten. Ze drijven de krachten achter het zichtbare uit, de krachten achter de conventies.
AMVK

Alle kunst is exorcisme
Otto Dix

 

1. Zot geweld

In het Middelheim park te Antwerpen bevindt zich een beroemd beeldhouwwerk van Rik Wouters met als titel ‘Het zotte geweld’. Het toont zijn jonge vrouw Nel die vanuit pure en brute levenskracht als het ware uit haar vel zou springen. Ze kan met haar eigen uitbundigheid bijna geen weg. Jean Bergeret, een Franse psychoanalyticus, spreekt van de ‘Violence fondamentale’: een driftmatige geladenheid of temperament waarmee we in het leven worden geworpen. Ze is bron van energie, van creativiteit en van vitaliteit maar moet wel in goede banen worden geleid. Anders is ze te overrompelend. Ze is wellicht voor iedereen herkenbaar in het wilde spel van kinderen dat zonder de liefdevolle begrenzing van ouderfiguren schade zou veroorzaken. In de woorden van Emily Dickinson zijn het kinderen ‘Who weary of the Day -/ Themself – the noisy Plaything / They cannot put away’.

2. Matrix

Nu staat elk kalfje van bij de geboorte meteen op eigen benen. Maar het mensenkind is altijd prematuur. Samen met zijn brein dient het ook buiten of na de baarmoeder nog veel te groeien om volle wasdom te bereiken. Het Latijn voor baarmoeder is matrix. Welnu, de matrix van de Grote Ander (die in eerste instantie wordt belichaamd door onze ouderfiguren) vormt als het ware een buitenbaarmoederlijke broedmoeder die voor onze verdere ontwikkeling zorgt. Hoe ze op ons inspeelt vindt dan zijn neerslag in de diepere regionen van ons brein. Onze vroegste ervaringen worden namelijk opgeslagen in een impliciet geheugen dat we gemeen hebben met de zoogdieren. Het situeert zich in ons limbisch systeem, ergens tussen hersenstam en hersenschors. We kunnen het niet vertellen, we kunnen het niet navertellen maar net zoals bij de jaarringen van een boom liggen in onze bovenkamer de wisselende omstandigheden waarin we zijn opgegroeid te lezen. Als een onzichtbare bril bepalen ze onbewust hoe we de wereld waarnemen en waarderen.

3. Homo bulla

Als alles goed gaat werden we in onze eerste levensfase door deze buitenbaarmoederlijke  broedmoeder gekoesterd. Rond de korrelige en soms korzelige werkelijkheid vormt ze laagjes van parelmoer. Uiteindelijk zal de glans van dit parelmoer de ruwere en rauwere kern bijna volledig aan het (ook eigen) gezicht onttrekken. Zowel de inwendige en driftmatige prikkels die zich opdringen vanuit ons lichaam als de uitwendige van min of meer traumatische levensgebeurtenissen worden gaandeweg ook gefilterd door een schil(d) van taal. Soms moeten we tot onze verbijstering echter vaststellen dat de beschaving (als schil van de soort) en de opvoeding (als schil van het individu) niet veel meer blijken dan een dun laagje vernis. Zoals het in 1968 klonk: ‘Onder het plaveisel het moeras’. Ook in de meest beschaafde contreien kunnen we verrassend snel weer afglijden naar primitieve of barbaarse toestanden. Anne-Mie Van Kerckhoven spreekt dan ook van de ‘homo bulla’: de mens als een glinsterende zeepbel die zo fragiel is dat ze bij het minste uit elkaar spat.

4. AMVK

Queen of the Underground’ (Rudy Vandendaele) AMVK staat bekend als een ultraveelzijdige en multimediale nationale en internationale duivelskunstenares. Sinds eind de jaren 1970 en tot op heden produceert ze een zowel divers als samenhangend oeuvre. Ze doet dit in een geheel eigen idioom of ideolect. Ze maakt daarbij eigenzinnig gebruik van plastic, plexi e.a. kunststoffen, hedendaagse technologie en in een vlakke striptechniek met vaak felle en onnatuurlijke want bijna neon- of seventies kleuren die ze alle ontleende aan haar scholing en beroepservaring in de wereld van de reclame. Ze toont dikwijls halfnaakte vrouwen wier functie in publiciteit en pornografie ze echter subverteert of deconstrueert. Hun vrouwelijke troeven worden gebruikt of tentoongesteld en zetten paradoxaal juist mannelijke suprematie en voyeurisme te kijk. Daarnaast goochelt of jongleert ze met allerlei filosofische, literaire, wetenschappelijke of religieuze teksten of ideeën in een streven er haar eigen geest of belevingswereld in terug te vinden. Nu en dan leidt dit nota bene tot een duizelingwekkende intellectuele acrobatie.

5. Aangeboren?

In het Knack interview naar aanleiding van haar huidige expo bij Zeno X stelt AMVK dat haar kunstenaarschap is aangeboren. Alleszins zat het er naar eigen zeggen al van kindsbeen af in. Nu heeft ieder van ons natuurlijk een eigen aanleg van talenten en temperamenten. Zeldzaam wordt een kind geboren met waarlijk buitengewone of uitzonderlijke gaven. Het beschikt dan van nature over een geniale kern waardoor het zich al snel tot wonderkind kan ontpoppen. Maar we hebben ook een bepaalde ervaring gemeenschappelijk die aan alle vormen van creativiteit ten grondslag ligt. In zekere zin zijn we immers allemaal net zoals Willem Kloos een God in het diepst van onze gedachten. In ieder van ons schuilt een Schepper. ‘Jeder ein Künstler’ aldus Joseph Beuys. Maar in tegenstelling tot God schept deze kunstenaar nooit uit het niets. Elke creatie is immers het resultaat van een soort joint (ad)venture waarbij stof en inspiratie worden geput uit (de Grote Ander van) onze micro- of macroculturele omgeving.

6. Schepper

Om de wortels van dit fenomeen te begrijpen verwijst de psychoanalyse naar onze oertijd, toen er nog geen onderscheid tussen ik en gij (technisch: zelf-object differentiatie) bestond. In die tijd waren we totaal afhankelijk van een archaïsche omgevingsmoeder die naadloos inspeelde op onze noden en onze spontane gebaren. Door op de juiste moment of manier Dingen aan te reiken gaf ze ons een illusie van goddelijke almacht. Eén vingerknip leek bijvoorbeeld te volstaan om een tutter of een rammelaar in ons vuistje te toveren. Dankzij een geslaagde medewerking van de moeder kan het kind zich zo bij momenten een Schepper wanen. Dergelijke archaïsche ervaringen staan volgens de psychoanalyse dan model voor de latere relatie tussen kunstenaar en muze. Daarbij is nooit helemaal duidelijk of de inspiratie van binnen of van buiten komt en of het met andere woorden een uitvinding dan wel een ontdekking betreft. Elk objet trouvé is in zekere zin ook een objet donné. Elk fragment van taal of elke –zoals dat heet- betekenaar is een geschenk uit de hemel waarin het kind of de kunstenaar iets van het onbekende in of rondom zich (h)erkend en weerspiegeld ziet. Een actieve en symboliserende houding van het Ik tegenover objecten maakt voor de psychoanalyse de kern uit van alle creativiteit. Alle materie raakt erdoor geanimeerd en begeesterd. Ziedaar alvast enige achtergrond voor ‘The strange life of things’, de titel van AMVK’s lopende expo in Zeno X.

7. Lichaam

Voor Catullus is het gedicht ‘fetus musarum’: vrucht of kind van de muzen. Dit geldt me dunkt echter voor elk kunstwerk. Zijn materiaal zijn de neologismen en de brabbeltaal waarmee we met onze moeder-muze ‘praten’. De taal wijkt daarbij af van haar normale betekenis. Ze wordt gemodelleerd naar en afgestemd voor persoonlijk gebruik. Conventionele betekenissen zijn nog niet doorgrond. Vooral van tel zijn klank, melodie, mimiek, ritme e.a. lichaamstaal. Uit deze buitenbaarmoederlijke matrix wordt alle kunst geboren. Het is een duo dat telkens wordt gereactiveerd in dat tussen schrijver en lezer, schilder en toeschouwer, musicus en luisteraar. Zoals Hugo Claus zei: ‘Ook de lezer moet talent hebben’. Het schone en het sublieme als ervaringen die ons diep raken, die we wel met anderen kunnen delen, maar waarvan we de rationale niet kunnen uitleggen vinden hun wortel in deze oertijd waarin we nog goed of juist moesten leren spreken. Zowel Adam Stokes in zijn ‘Form in Art’ als Anton Ehrenzweig in zijn ‘The Hidden Order of Art’ delen de mening dat lichamelijke ervaringen aan de basis liggen van onze verhouding tot esthetisch gewaardeerde culturele objecten. Kunst richt zich in die zin tot wat we nog niet hebben kunnen (be)denken, maar toch al weten in ons lichaam. Ze wortelt in ons impliciet geheugen en pre- of infraverbale ervaringen.

8. Vurig

Kunst lijkt bij AMVK wel haar manier van denken, voelen en leven. Ergens citeert ze dan ook de grondlegger van de ‘Théâtre de la cruauté’ Antonin Artaud: ‘Là où d’ autres proposent des oeuvres je ne prétends pas autre chose que de montrer mon esprit’. Daar waar anderen een oeuvre voorstellen wil ik niets anders dan mijn geest tonen. Haar werk is zoals de action painting van Jackson Pollock als het ware de neerslag in real time van creatieve processen. Ze nodigt ons uit eraan te participeren, ons eraan over te leveren, ons erin onder te dompelen. Vooral in haar installaties werpt ze zich zelfs op tot choreograaf van een ervaring. Haar kunstenaarschap is trouwens -zoals dat tegenwoordig heet- evidence based. Het is wetenschappelijk bewezen. Net zoals onlangs Arnon Grunberg was ze proefpersoon in een neurowetenschappelijk experiment. Functionele magnetische beeldvorming toonde daarbij aan dat haar hersenen helemaal oplichten en dat in alle delen van haar hersenen de neuronen simultaan vuren. Charles Bukowski zou zeggen: ‘She’s mad but she’s magic/ There’s no lie in her fire’!  

9. Deconstructie

Terwijl ze tekent is het zoals bij de vrije associatie in de psychoanalytische kuur op de sofa. Ze is direct, onbereikbaar en in een geestestoestand waar rationale en doelgerichtheid zijn opgeschort. Het is een manier om alle registers te openen waarbij de tekening rechtstreekse weergave is van het denken zelf. In het vermelde Knack interview noemt ze haar tekeningen dan ook ‘mind maps’. Het begon voor AMVK ooit als een bezwering: ‘Weten, durven, willen, zwijgen’. In haar woorden: ‘Wat wil zeggen dat ge de dingen moet maken in plaats van erover te spreken’. Het is een uitgangspunt dat ze bijvoorbeeld deelt met Thierry de Cordier: ‘J’ai décidé de changer le monde sans rien dire.’ Ik heb besloten de wereld te veranderen zonder iets te zeggen. Zoals uit haar beginselverklaring bovenaan deze tekst blijkt heeft AMVK zichzelf een proces opgelegd dat analoog is aan het psychoanalytische. Een aspect van de psychoanalyse bestaat er immers in dat de verschillende lagen van identificatie die ons maken tot wie we zijn worden gedeconstrueerd. De neurotische of oedipale structuur wordt ontrafeld en via de diepere, pre-oedipale lagen komen we in de buurt van de drift en het genot dat de harde kern uitmaakt van ons onbewuste. De oedipale structuur is een beschermende bovenlaag. De heerlijke gruwel van de pre-oedipale moeder, die leven geeft en tevens verslindt, is een tweede laag maar op haar beurt evenzeer een bedekking van het eigen en het moederlijk lichaam en genot aan de rand van het denkbare.

10. Onvoorstelbaar

In een van zijn chansons spreekt Léo Ferré over de vagina als ‘Cette blessure d’où je viens’. Ze is enerzijds ‘Origine du Monde’ à la Gustave Courbet maar anderzijds ook die wonde waar ik vandaan kom. In het onderwijs van Jacques Lacan staat de vrouwelijke sekse model voor het onvoorstelbare of onmogelijke. Het is een niet te verwoorden of te verbeelden rest die precies het verlangen hem met pen of penseel te (be)schrijven veroorzaakt. Hij is fascinans et tremendum, fascinerend en angstaanjagend. Atavistische vrees en afkeer voor de vrouwelijke sekse en seksualiteit zijn dan zowel in de Boerka, de Heilige Maagd Maria, de vrouwenbesnijdenis of ook in diverse niet  religieus geïnspireerde verschijningsvormen van misogynie terug te vinden.

11. Sweet violence

De titel ‘Sweet violence’ heb ik aan een van AMVK’s werken ontleend. Zelf haalde ze deze uitdrukking bij de Afro-Amerikanen voor wie ze simpelweg ‘seks’ betekent. Persoonlijk lees ik ze als een zoete variant op het horreur van de kindertijd dat nog huiveringwekkender is weergegeven in bijvoorbeeld ‘Silence’ van Luc Tuymans. Zoals verder zal blijken is deze Sweet violence in verband te zien met de prettige intimidatie of de agreeable horror die volgens Joseph Addison kenmerkend is voor het sublieme. Ook is ze verwant aan de befaamde lacaniaanse jouissance met haar paradoxale mengeling van pijn en genot. Meer in het bijzonder gaat het om de vrouwelijke jouissance die in tegenstelling tot de mannelijke niet door de fallus begrensd wordt. Zoals het adagio voor strijkers van Samuel Barber barst deze vrouwelijke jouissance van de passie en de pathos en heeft ze iets van het gestaag bestijgen van een overtreffende trap.

12. Magna Mater

Zo draait AMVK’s installatie ‘Hoeren en profeten’ uit 1983 rond de thema’s en de woorden EXCITATIE en  INHIBITIE en ze wordt afgewerkt door haar fluisterend ‘I enjoy you’. Een andere installatie is opgedragen aan Baubo, een obscene godin die kijkt met haar tepels, spreekt met haar vulva en wiens dirty dancing alle depressieve vrouwen van vreugde vervult. Maar ook wraakgodinnen of erinyen, furiën en gorgonen of simpelweg de vagina dentata figureren in haar werk. Ze zijn voor de psychoanalyse verschillende Gestalte van de tegelijk fascinerende en angstaanjagende Magna Mater die de scepter (alias fallus) zwaaide in onze oertijd. De Muze is in zekere zin immers ook een Meduse. Ze is niet alleen een Onze Lieve Vrouw maar ook La Belle Dame sans Merci.


13. Jouissance

Haar dreiging wordt geassocieerd met de pre-oedipale moeder. Zij verschijnt in sprookjes, nachtmerries en psychotische wanen als een godin-monster. Zij baart het kind maar kan het ook verslinden. In bijna elke cultuur is er een overvloed aan verhalen die ons waarschuwen voor heksen en stiefmoeders die zich tegoed doen aan kinderen. Hun ‘thrill’ oefent een bijna onweerstaanbare aantrekkingskracht op ons uit. Het pre-oedipale gevaar is inderdaad geassocieerd met de moeder en het lichaam. In de lezing van Jacques Lacan is het bedreigende genot, de jouissance, geassocieerd met deze vrouw-moeder; de bescherming daartegen met de man-vader die er een stokje (de fallus) voor steekt. Hij is de vertegenwoordiger van een wet en een verbod die het genot niet alleen verbieden maar er ons ook tegen beschermen. Het genot aan gene zijde is immers ongenietbaar zoal niet dodelijk. Het is niet alleen transgressief maar ook excessief. Het speelt een rol in de prettige intimidatie of de horror & delight (Burke) van het sublieme.

14. Subversie

Naast veelvuldige referenties naar vrouwelijkheid, vruchtbaarheid en seksualiteit is er bij Van Kerckhoven een voortdurende synergie tussen het vrouwelijk lichaam, de mystiek en (vooral digitale) technologie die evenwel door haar wordt gesubverteerd. Een van de constanten in haar thematiek is immers de chaos versus het systeem, elk systeem, ook het computersysteem. Ik citeer: ‘Ik ben ertoe aangetrokken en ik houd ervan het te misbruiken, in te gaan tegen wie of wat het systeem gecreëerd heeft’. Julia Kristeva spreekt over de poëtische revolutie waarbij de semiotische taal in opstand komt tegen de digitale en symbolische taal. Het is à la Hans Andreus de zontaal en de maantaal en de taal der dieren. Het plezier dat erin schuilgaat is dixit AMVK een vorm van rebellie. Het is alluderend op de provo’s waar ze zo naar opkeek en in de titel van het bloementapijt dat ze op de Antwerpse Grote Markt liet plaatsen ‘Flower Power’. Als dat geen ‘Sweet Violence’ is?

15. Feest

AMVK’s schilderijen en installaties zijn fascinerend, verwarrend, complex en desoriënterend. Op haar website zijn van super8 opnames tot computeranimaties te bekijken die haar volledige oeuvre omspannen. Ze geven een prima beeld van de lustige anarchie waarmee haar creatieve geest werkt. De wereld die ze ontvouwt is hypnotiserend, betoverend. De beeldenstroom omzeilt doeltreffend rede en hersenschors en richt zich rechtstreeks naar diepere regionen van ons brein en onze geest. Het is een vrouwelijk en zelfs baarmoederlijk of matrixieel universum waar Dionysos (als God van de roes en het feest) Apollo (als God van de rede) de loef afsteekt met soms ‘Eyes wide shut’ achtige Saturnalia. Het associatief primair proces denken van het onbewuste primeert er boven rationele orde en logica. We kijken als het ware door haar ogen, beleven met haar geest. Luce Irigaray spreekt over de fallologoculaire hegemonie in de kunst: fallus = mannelijk, logos = redelijk, oculair = visueel. Daartegenover is de vrouwelijke in de termen van kunstenares en psychoanalytica Bracha Ettinger matrixieel, associatief en visceraal. Ze doet grenzen vervagen: tussen ik en gij, zelf en object, actief en passief, mannelijk en vrouwelijk.

16. Voor-beelden

Onder haar fallische initialen AMVK grijpt Anne-Mie Van Kerckhoven de macht: ‘Let’s find out what goes on in the male barracks’ of ‘Overhandig dat geweer’. Bij AMVK wordt woman wombman, paradigma paradogma en chemie alchemie. In haar indrukwekkende video dagboek ‘Chapter of opening the mouth of time’ produceert ze een stroom waarin heel wat proto-beelden of letterlijk voor-beelden die zich situeren tussen muziek en ruis. Voor Hegel is filosofie zoals bekend ‘Ihre Zeit in Gedanken erfasst’. Voor AMVK nemen deze gedachten de vorm aan van quasi archetypische vormen aan de hand waarvan ze niet abstract of intellectueel maar magisch en intuïtief haar tijd tracht te vatten. Zowel de tijd uit haar privé leven als die van de maatschappij waarin ze leeft.

17. Provo

Reeds van bij een van haar eerste solo tentoonstellingen onder de ironische titel ‘Komfort über alles’ uit 1980 heeft ze haar toon getroffen. Hij situeert zich bij wijze van spreken tussen provo en pomo. Gewapend met geridiculiseerde want pseudowetenschappelijke instrumenten als de verwarringscoëfficiëntbepaling, de beïnvloedings- en voorspelbaarheidsanalyse en de zelfbewustzijnsmeting huldigt ze de inventie en trekt ze ten strijde tegen de conventie ook inzake erotiek en seksualiteit.  Naar eigen zeggen was AMVK erg gegrepen door de Provo beweging. Het betreft een in Nederland en Antwerpen opkomende tegencultuur uit de tweede helft van de jaren 1960 die was beïnvloed door anarchisme, Dadaïsme, het freudomarxisme van Herbert Marcuse en Markies de Sade. Ze sloot alleszins aan bij het experimentele van elke avant-garde. Deze kenmerkt zich zoals bekend door opstand tegen autoriteit en traditie en een woede tegen de orde. Niets is nog heilig, de rationele kosmologie wordt verworpen.

18. Geweld

In zijn ‘Theorie van de avant-garde’ maakt Peter Burger onderscheid tussen kunst die zich als kunst op zijn gemak voelt en avant-garde kunst die radicaal het idee van wat kunst is uitdaagt. Het is kunst die zichzelf op het spel zet of het creatieve geweld dat eigen is aan de deconstructie. Voor Daniel Bell is in de kunst een disruptief agnosticisme gaan overheersen. Het motto van Terentius wordt daarbij uitgebreid van ‘Niets menselijks’ tot ‘Niets onmenselijks is mij vreemd’. Destructie, deconstructie en dissonantie zijn de boodschap. De originaliteit vestigt zijn dictatuur. ‘Make it new!’ klonk het bij Ezra Pound want ‘When we are no longer children, we are already dead’ (Brancusi). Stilistisch is er een gemeenschappelijke syntaxis die wel eens het wegvallen van afstand wordt genoemd: ‘The eclipse of distance’. Tenslotte is er de typische preoccupatie met het medium, wat door Marshal Mc Luhan wordt hernomen met zijn ‘The medium is the message’. Het geweld van het modernisme is zonder enige twijfel verantwoordelijk voor de meest creatieve periode in de westerse geschiedenis die zich uitstrekt van pakweg 1850-1930. Ze nam de uiteenlopende gedaanten aan van de revolutionair, de dandy, de anarchist, de estheet, de technoloog of de mysticus. Ze bereikte waarschijnlijk haar hoogtepunt in het Café Voltaire en Dada want volgens Octavio Paz doet de avant-garde van 1917 tot eind de jaren 1960 niet meer dan zich herhalen.

19. Pomo

Na provo kwam pomo: het modernisme dat letterlijk na = post dit eerste modernisme komt.  Frederic Jameson beschouwt het afzweren van alle pretentie van spontaneïteit en directheid van expressie alsook de ingebruikname van pastiche en discontinuïteit als haar artistieke tekenen. Volgens Jean-François Lyotard trekt ze ten oorlog tegen de totaliteit. Postmodernisme staat kritisch tegenover de mythe van de originaliteit, tegenover de ideologieën of Grote Verhalen en tegenover de vermeende grondslagen van verschillen tussen minderheids- en meerderheidsgroepen. Zoals bekend was Nietzsche filosoof met de hamer en psychiater van de cultuur. Hij heeft God dood verklaard en wordt beschouwd als de vader van de postmoderne deconstructie. In een moeilijke fase van haar leven en werk noemt AMVK zichzelf nota bene zijn hoofverpleegkundige, zijn HeadNurse. Jean Baudrillard spreekt meer in het bijzonder over het postmoderne hyperrealisme. Ze presenteert de ervaring van een hedendaagse wereld die radicaal onorigineel is want slechts een maskerade of een simulacrum van tekens en simulaties die voor waar worden genomen. Is AMVK in dit opzicht niet ook postmoderne kunstenares? Gebruikt ze de hyperreële oppervlakte niet als een soort van natuur met de bedoeling bewust een ironisch of subversief spel te spelen met de kracht van haar simulaties?

20. Vormeloos

Reeds voor Kant was het vormeloze een mogelijke index van het sublieme en het onvoorstelbare. Volgens Jean-François Lyotard vond het moderne zijn logica en axioma’s in deze sublieme dimensie van pijn en plezier. Rosalind Krauss en Yves-Alain Bois maakten met hun tentoonstelling in het Centre Pompidou van 1996 van het ongevormde het hoofdthema: ‘L’informe’. Julia Kristeva conceptualiseerde van haar kant het abjecte. Het ligt dichter bij de anarchie van driften en affecten als wat voorafgaat en ten grondslag ligt aan het talige lichaam. Het abjecte wordt verstoten, het lokt afkeer, afschuw of horror uit. Het produceert een barst in betekenis of conventie. Het bedreigt ons zelf of de sociale orde. AMVK introduceerde het concept ‘antisade’. Het verwijst naar het lelijke, het perverse, het verkeerde, het satanische, het beangstigende waarmee de kunst inderdaad kapseist naar het sublieme. Psychoanalytici herkennen in dit alles de handtekening van het reële: de drift die in zekere zin zowel van binnen als van buiten komt. De drift die op ons dezelfde impact kan hebben als een trauma.  

20. NYSE

Dit alles contrasteert sterk met de diepteloosheid die sommige pomo kunst volgens haar critici kenmerkt. Het affect verdwijnt, het kunstwerk is niet meer waar maar koopwaar. Het wordt in marxistische termen gecommodificeerd. Joseph Schumpeter –die het concept creatieve destructie introduceerde- formuleert het spottend. Volgens hem is de queeste naar de New York Stock Exchange een wel erg mager substituut voor die naar de Heilige Graal. Zou het tegenwoordig zo simpel zijn als ook AMVK het schamper opmerkt: ‘Il faut convaincre les investisseurs’? Andermaal Frederic Jameson vergelijkt in deze context het ‘Paar Boerenschoenen’ van Van Gogh of ‘De Schreeuw’ van Edward Munch met de ‘Diamond Dust Shoes’ of de Marilyn Monroes en Edie Sedgewicks van Andy Warhol. In de eerste vind je de canonische uitdrukking van modernistische thema’s uit het tijdperk van de angst, zoals aliënatie, anomie, eenzaamheid, fragmentatie of isolatie. Terwijl de afbeeldingen van Warhol van hun kant verwijzen naar de dreiging van glossy materialisme, burn-out, drugs en zelfdestructie.

22. Psychoanalyse

Ondanks zijn vriendschap met schrijfster en psychoanalytica Lou Andreas Salomé stond Rilke zoals bekend afwerend tegenover de psychoanalyse. Hij was bang dat een eigen analyse behalve de duivel op zijn ene schouder ook de engel (of muze?) op zijn andere schouder zou verjagen. Veel kunstenaars vrezen voor dergelijke gevolgen, maar laten zich anderzijds graag in min of meerdere mate door psychoanalytische ideeën inspireren. Haar gedachtegoed wordt door Paul Ricoer dan ook tot de filosofieën van de argwaan gerekend. Ze spaart –net als menig hedendaagse kunstenaar- de Heilige Huisjes niet. Ze lijkt er voor sommigen zelfs op uit van onder het oppervlak van God, kerk, geloof, liefde, schoonheid of goedheid een vaak heel wat minder fraaie waarheid bloot te leggen en zelfs onder onze neus te wrijven. 

23. Droom

In verband met kunst moeten we het zeker hebben over de droom. Klassiek freudiaans zorgt de droom ervoor dat we kunnen (blijven) slapen. Hij is de hoeder van de slaap en de vijand van de wekker. De droom beschermt ons tegen een innerlijke prikkel (bijvoorbeeld plasdrang) of een uitwendige prikkel (bijvoorbeeld gedonder) door er een sluier rond te weven. Hij bedient zich van verschuiving, verdichting en symboliek en hanteert daarbij vooral beeld-taal. Het kunstvoorwerp vertoont sterke gelijkenis met de droom. Het kan slechts de dreiging van het gemaakte vermijden als het (minstens gedeeltelijk) onbewust wordt gemaakt. Het hult en onthult tegelijk. Het kan –zoals de droom- slechts in zijn veelgelaagde menigvuldigheid en binnen zijn context worden geduid of begrepen. Daarzonder is elke interpretatie zowel uiterst speculatief als hachelijk. Freuds benadering van kunstwerk en droomarbeid was interpretatief. Symbolische vormen van expressie worden bij wijze van spreken ontmaskerd en verborgen wensen en fantasieën van de maker worden onthuld. Want ook om ons eigen bewustzijn te bereiken dienen inhouden het geweten te passeren. Met name wanneer omstreden of onaanvaardbare seksuele of agressieve inhouden in het spel zijn schiet onder invloed van het Boven-Ik de censuur in actie. Hij knipt en plakt, verschuift en verdicht, schrapt en verbloemt. Het is de zogenaamde droomarbeid waarin kunstenaars althans voor een stuk hun eigen bezigheid kunnen herkennen.

24. Kunstenaar

Met elk mensenkind a star is born. Kunst is dan ze niet te laten doven. Volgens Stefan Hertmans is de vlezige fontanel waarmee elk mensenkind geboren wordt bij de kunstenaar niet dicht gegroeid. De kopnaad blijft open, de geest noch de hersenen zijn sluitend door de schedelpan bedekt. Hierdoor blijft de kunstenaar meer of op een andere manier in voeling. Hij heeft in de termen van Simon Vestdijk een schemerzintuig waardoor hij à la Slavoj Zizek de Dingen schuins kan bezien. De kunstenaar slaagt er in de eisen die de beschaving inzake lustverzaking stelt op subtiele wijze omzeilen. Hij beschikt over het talent verboden fantasiemateriaal door een versluierende bewerking binnen te smokkelen in het bewuste leven. Hij kan zijn verboden wensen verzachten en verhullen zodat ze hun herkomst niet verraden en zelfs genietbaar worden voor anderen. Kunstenaars verdringen inderdaad minder krachtig en weten door hun kunstige verbeelding de censuur te verschalken en binnen hun kunst binnen te smokkelen. Ze benadrukken het algemeen menselijke karakter van verboden inhouden en geven ze een fraaie en herkenbare vorm in het kunstwerk. Het publiek kan zo zonder zelfverwijt of schaamte van eigen fantasieën genieten. Het formele spel met de stof veroorzaakt immers een captatio benevolentiae. Het creëert welwillendheid en het leidt de aandacht af van onbewuste inhouden.

25. Scheppingsproces

Volgens Freud zijn er twee fasen in het scheppingsproces van de kunstenaar. De eerste fase waarbij de kunstenaar vrij gebruik maakt van de fantasievolle, primaire denkprocessen. In deze fase benut de kunstenaar de bronnen van het onbewuste en daarin levende, verwarde emoties, impulsen en halfvergeten ervaringen. In de tweede fase schept de kunstenaar orde en gebruikt hij meer rationele, secundaire denkprocessen; hij sublimeert het materiaal uit het onbewuste tot een voor andere acceptabele vorm: het kunstwerk. ​Door deze vruchtbare mengeling van primair en secundair proces functioneren blijft het creatief proces in voeling met afgeweerde erotische of agressieve impulsen en kan er tijdelijk genoten worden van ideeën, gevoelens of impulsen die doorgaans worden verdrongen of ontkend. Doordat kinderlijke fantasieën een sociaal aanvaardbare vorm wordt gegeven, vindt de kunstenaar de weg terug van de fantasie naar de realiteit. Hij oogst hiermee zelfs dankbaarheid en bewondering . 

26. Sublimatie

Voor de alchemisten is sublimatie de sprong van een vaste naar een gasvormige toestand. Voor Freud is sublimatie een proces waarbij de libido wordt afgewend naar ogenschijnlijk niet-seksuele activiteiten van bijvoorbeeld wetenschappelijke, intellectuele of (re)creatieve aard. Het is een sociaal aanvaarde en zelfs gewaardeerde uitlaatklep voor seksuele energie die anders zou leiden tot pervers gedrag of neurotische symptomen. Ieder diertje heeft zijn pleziertje en bij de mens is het ieder zijn Ding. Alle zogenaamde deel-driften (orale, anale, fallische maar ook voyeuristische, exhibitionistische, sadistische en masochistische) drukken hun stempel op wat ons letterlijk en figuurlijk doet gaan en komen. En dit zowel in ons seksuele als culturele leven.

27. Spel

Dit sublimerend vermogen ontwikkelt zich spelenderwijs. Spelen is voor de psychoanalyse dan ook een ernstige kwestie. In het spel worden passief ondergane gewaarwordingen omgesmeed tot actief geconstitueerde vormen. We maken ons op die manier van situaties en van ervaringen meester. Het is een mentale maar ook fysieke activiteit waarbij het kind opgaat in zijn innerlijke fantasiewereld en waarbij voorwerpen en fenomenen getransformeerd worden door angsten, verlangens enzovoort. Het spel is een voorwaarde voor emotionele groei en ontwikkeling. Het kind onderhandelt in een imaginaire ruimte tussen binnen en buiten, plezier en realiteit, het reële en het symbolische. Het creëert een fantasiewereld. Deze fantasiewereld wordt ernstig genomen, is affectief geladen en is afgebakend van de realiteit. Het spel is een oefening in symbolisering waarbij allerlei voorwerpen raken begeesterd. Het is tenslotte een wezenlijk creatieve activiteit. Christopher Bollas gebruikt de term ‘play work’ om het heen en weer van werken en spelen, van reflectie en ervaring te beschrijven dat zowel in elke psychoanalyse als in elk kunstwerk een rol speelt. We moeten dan wel onderscheid maken tussen het kind dat met de volwassene en de volwassene die met het kind speelt. In het laatste geval wordt het spel gelouterd en aangevuld door een hele waaier van micro- en macroculturele symbolen. Ook is er een verschil tussen samenspel en het kind dat zich vooral of alleen vermeit in fantasiespel. Heel wat kunstenaars zullen zich waarschijnlijk vlot herkennen in het vers van Slauerhoff: ‘Alleen in mijn gedichten kan ik wonen/Nergens anders vond ik onderdak’. Het spel is dan als een Fantasialand waarin we ons naar believen kunnen terugtrekken en afzonderen. In dit rijk der verbeelding zitten we veilig en als een koning of koningin op de troon.

28. Reparatie

Kinderpsychoanalytica Melanie Klein beschouwde niet de droom maar het spel als via regia, als koninklijke weg naar het onbewuste van het kind. Terwijl bij de volwassene de regel van de vrije associatie wordt opgelegd, krijgt het kind de opdracht vrij te spelen. Het kind komt tot vijf keer per week in zogenaamde speltherapie. Uit deze praktijk blijkt dan ten overvloede dat achter en onder alle mentale activiteit een verzonken continent van onbewuste fantasie verborgen ligt. Ze draait voornamelijk rond (delen van) het eigen lichaam en dat van de ouders, vaak in seksueel of agressief gekleurde interactie. In het kinderhoofd blijkt zich bovendien en bij wijze van spreken een soort tekenfilm af te spelen. Het wemelt er van sprookjesfiguren zoals reuzen en dwergen, feeën en feeksen, grootmoeders of wolven die vermoorden of verslinden. Het is soms zelfs een Jeroen Bosch achtig universum waar giftige urine en stoelgang, tanden en handen, borsten en penissen een strijd tussen goed en kwaad, liefde en haat uitvechten. Naast symbolisatie speelt volgens Klein ook reparatie een belangrijke rol in creativiteit. Het is een poging imaginaire schade aan het goede en/of geliefde object te herstellen. 

29. Onmogelijkheid

Walter Schönau maakt een onderscheid tussen analoge en digitale taal. De analoge taal is werkzaam bij het onmiddellijk, intuïtief en lichamelijk waarnemen van tekens dat dieren en kleine kinderen bezitten. Hierop superponeert zich bij de mens de digitale taal waarbij de relatie tussen woord en betekenis willekeurig wordt. Er bestaat dan geen dwingend verband meer tussen woord en betekenis. Stoel, chaise of chair: elk woord is gebaseerd op wet en conventie. De overgang van analoog naar digitaal is in zekere zin onlust-wekkend. Er gaat iets verloren. Woord en voorstelling doden het Ding. Ceci n’est plus une pipe (Magritte). Het gaat dan om de befaamde castratie die door de kunstenaar geweigerd wordt. Hij legt zich er niet bij neer. Hij wil met de leren vest tegen de rest of tegen de regen en beter weten in gaan voor het juiste woord of het juiste beeld. In de termen van Alain Badiou streeft hij naar een evenement of waarheidsgebeuren waarbij zich even de mogelijkheid van het onmogelijke aandient. Vandaar de uitspraak van wijlen Patricia De Martelaere: ‘Kunstenaars zijn niet veeleisend. Ze willen maar één ding: het onmogelijke’. Dit onmogelijke is in lacaniaans perspectief niets anders dan het Ding an sich of de zaak zelf waarmee ze in een nauwer contact willen treden.

30. Gevangen

Elke kunstenaar tracht telkens weer de geslaagde abracadabra van woorden, beelden en klanken (uit) te vinden die ons in de in-lusio, in het spel kan doen te treden. He puts a spell on you. Als het lukt ben je door iets onnoembaar gegrepen. Het is à la Serge Jankelevich een ‘je ne sais quoi’ waarbij je even spellbound bent door the Real Thing. Het is verboden terrein maar juist omdat het verboden is worden we er des te meer toe aangetrokken. Zoals het zogezegd groener gras aan de andere kant van de heuvel lijkt het om irrationele redenen een soort van surplus te bevatten. Vandaar de uitspraak: de taal is onze thuis maar ze is ook een gevangenis waaruit we willen ontsnappen. Ze verspert immers een extatisch opgaan in de Dingen zelf.

31. Fusie

Arthur Schopenhauer onderscheidt de wereld van de wil en van de voorstelling. De voorstelling kenmerkt zich door onderscheid en verschil maar deze diversiteit van individuele vormen is slechts schijn. Voorafgaand en onderliggend is er de amorfe eenheid van een blinde en ongedifferentieerde Wil. De ontbinding trekt ons aan omdat we door onze individuele zijnsvorm los te laten quasi mystiek in het niets of in alles opgaan. Het is de freudiaanse doodsdrift die (ook door hemzelf) ten onrechte geassocieerd wordt met agressie en destructie. Veeleer kenmerkt hij zich immers door de wet der traagheid of de inertie, door doodsverlangen of –in de termen van Erich Fromm- necrofilie.  Georges Bataille herneemt dergelijke gedachten. De ultieme drijfveer van de mens is voor hem het herstel van de ‘continuïteit’ of van de zijnsvolheid. De individuele levensuitingen houden de zijnsenergie in hun vorm opgesloten en zorgen voor een discontinuïteit. Maar die laatste is slechts tijdelijk, want de zijnsenergie wil zich altijd ook losmaken uit de vorm waarin ze is opgesloten en opgaan in de ‘continuïteit’ van het zijn, in een door geen enkele grens verhinderde eenheid van – en met – alles wat is. Eros en thanatos gaan daarbij in elkaar op als in een fatale fusie.

32. Voorbij

De dood is een ontbinding die de mens uit de opsluiting van het leven bevrijdt en hem uitlevert aan ‘het vormeloze’, de chaos van het zijn. In de ogen van Bataille gaat onze fascinatie voor het abjecte, het gewelddadige, het dodelijke daarop terug. Ik verwijs naar het beroemde vers uit de eerste Duineser Elegie van Rainer Maria Rilke (die zoals bekend heel wat Dinggedichten schreef): ‘Denn das Schöne ist nichts/als des Schrecklichen Anfang’. Want het schone is niets/dan de aanvang van het verschrikkelijke. Het schone bedekt of versluiert als het ware het sublieme. Volgens Lacan trekt het ons aan omdat het naar iets daar voorbij verwijst, naar iets wat het schone en het vormelijke achter zich laat en zich verliest in een grenzeloze, vormeloze en wie weet wezenlijk vrouwelijke jouissance.

33. Wrong

Kunst doet de wereld van gebruikelijke voorstellingen geweld aan. In kunst wordt de uitwendige, vooraf bepaalde en sociale aard van de taal als vaderlijke structuur immers gedeconstrueerd en herijkt volgens een moederlijk element van materialiteit. Gevolg zijn oorspronkelijke en metaforische elementen die nieuwe persoonlijke en sociale betekenis genereren. Het zelfverzonnen, ideosyncratisch en persoonlijk taalgebruik getuigt van magische creativiteit, primair proces denken en de ervaring van versmelting uit onze vroegste moeder-kind relatie. Kunst is een manier om een persoonlijke stijl (terug) te vinden waarlangs we ons zelf kunnen laten spreken. Ze put uit het algemeen taalgebruik, dat behoort tot en gedeeld wordt door derden. Ze geeft er echter een ‘wrong’ aan. In het samenspel van deze twee modi wordt zowel een sociale verbondenheid als een gevoel van vitaliteit en particulariteit gevonden. Door middel van het kunstwerk creëert de kunstenaar een persoonlijk idioom en stelt hij het de gemeenschap ter beschikking. AMVK is van dit alles een imposante exposant en exponent. Haar kunstenaarschap is in vele opzichten voorbeeldig.   

 Mark Kinet

 


Alle uitspraken van Anne-Mie Van Kerckhoven zijn afkomstig van haar eigen website www.amvk.be

Ze noemt zichzelf AMVK om een mogelijke ‘handicap’ als vrouwelijk kunstenaar te vermijden

De Grote Ander staat in zijn lacaniaanse betekenis voor de schatkamer van de betekenaar waarin we als ‘in-fans’ (Lat: niet sprekend) werden geworpen. Hij staat ook voor de hegemonie van wetten, tradities, gezag en macht die het subject interpelleren. De kleine ander van het imaginaire levert ons door allerlei spiegels en spiegeling een illusie van heelheid en van identiteit. Hij speelt een grote rol in gehechtheid, verleiding, mimicry en baltsgedrag. Het reële van drift en van trauma dringt anderzijds binnen onder vorm van een jouissance die de samenhang en de schijnbaar sluitende wereld van de voorstellingen verstoort. Het zorgt zodoende voor een exces dat ons losrukt uit ons sociaal comfort.

Knack weekend. 2016, nr 15, 13-19 april p 38-44

Nancy Chodorow: ‘A key element in the process that creates and expresses aliveness is the capacity for symbolisation’



This text was written on Saturday 30th of April 2016